Skip to main content

Dressuur en jumping zijn alomgekende disciplines in de paardensport, maar ken jij de discipline TREC? Bij TREC worden de trektochtvaardigheden van paarden en ruiters in competitieve vorm getest. Samen met Julie Verstraete – TREC-ruiter niveau T5 – vertelt Horsetags je graag meer over deze discipline. 

Competitieve trektochten

TREC is een discipline die ontstond in de jaren ’80 in Frankrijk. Daar moesten ruitertoeristen die zonder gids een trektocht wilden maken, eerst een test afleggen. Door de jaren heen ontstonden wedstrijden waarbij lokale rijscholen probeerden de testen zo goed mogelijk af te leggen en elkaar te overtreffen. Uit deze eerste wedstrijden ontstonden later de officiële wedstrijden en de discipline TREC.  De term TREC staat voor ‘Techniques de Randonnée Equestre de Compétition’. Vertaald naar het Nederlands betekent dat: ‘trektochten rijden in competitief verband’.

"TREC is vooral gericht op recreatieve ruiters. De discipline test de behendigheid, het doorzettingsvermogen en het vertrouwen tussen ruiter en paard. Het wil kalmte, controle en communicatie stimuleren."

Julie VerstraeteTREC-ruiter | Niveau T5

Elke TREC-wedstrijd bestaat uit drie onderdelen, daarom wordt de discipline ook wel eens ‘recreatieve eventing’ genoemd. De drie onderdelen zijn een oriëntatieproef, een gangenbeheersingsproef en de terreinrit of behendigheidsproef. Soms worden deze onderdelen gesplitst over twee wedstrijddagen. Het meer recreatieve karakter van de wedstrijden kan misleidend zijn: ook voor een TREC-wedstrijd moet een paard voorbereid worden. Paarden moeten een goede conditie hebben, ze moeten een basis dressuur kennen en natuurhindernissen zonder aarzeling kunnen nemen. TREC-wedstrijden kunnen zowel door ruiters als menners gereden worden.

 1) Oriëntatieproef

De oriëntatierit of POR (parcours d’orientation et de régularité) wordt als eerste gereden. Tijdens deze proef rijden ruiters binnen een bepaalde tijd een parcours met kaart en kompas. De route staat dus niet aangegeven. Ruiters krijgen 20 minuten voor de start van de proef een moederkaart waarop de route staat die ze moeten rijden. Deze route moeten de ruiters zelf overtekenen op een blanco kaart en enkel deze kaart mag men meenemen. Wordt de route verkeerd op de kaart getekend en rijdt de ruiter verkeerd, dan kost dit punten. Of ruiters de juiste route nemen, wordt gecontroleerd door middel van controleposten waar ze moeten stoppen.

Nog een addertje onder het gras: terwijl de ruiters binnen de route overtekenen, moeten hun paarden buiten rustig aangebonden staan wachten. Wil een paard niet rustig wachten, dan moet de ruiter zelf iemand voorzien die bij het paard blijft. Als een paard lastig wordt tijdens het tekenen, mag de ruiter het paard gaan kalmeren. Maar de twintig minuten om de kaart over te tekenen lopen gewoon door.

2) Gangenbeheersingsproef 

Na de oriëntatierit volgt de gangenbeheersingsproef of MA (maîtrise des allures). Tijdens deze proef moeten de ruiters volledige controle kunnen tonen over de gangen van hun paard. De test vindt plaats op een gemarkeerde baan of piste van ongeveer twee meter breed en 100 à 150 meter lang.

Het doel? Op de heenweg zo traag mogelijk galopperen en op de terugweg zo snel mogelijk stappen. Hoe langzamer een combinatie galoppeert, hoe minder strafpunten. Ruiters kunnen tot 30 punten houden (of verliezen). Voor de test in stap geldt hetzelfde: hoe sneller een combinatie stapt, hoe minder punten gaan verloren.

3) Behendigheidsproef

De laatste test is een behendigheidsproef of PTV (parcours en terrain varié). Tijdens dit laatste onderdeel worden paard en ruiter getest op gehoorzaamheid, bereidwilligheid, souplesse, regelmaat en wederzijds vertrouwen doordat ze een parcours moeten afleggen met 16 tot 18 natuurhindernissen. Dat zijn hindernissen die je ook zou kunnen tegenkomen tijdens een trektocht in de natuur.

De organisatie van een wedstrijd kan voor deze proef kiezen uit 35 verschillende soorten hindernissen, zoals het springen van een boomstam en het openen van een hek, het laten stilstaan van je paard, door water stappen of onder laaghangende takken doorrijden. Sommige hindernissen moeten afgelegd worden met het paard aan de hand.

De regel is dat ruiters mogen kiezen in welke gang ze een hindernis afleggen, maar bij bepaalde hindernissen kunnen punten verdiend worden als ze afgelegd worden in een voorafbepaalde gang. Bij dit onderdeel van de wedstrijd mag je kiezen om een bepaalde hindernis niet te doen, maar dan kunnen voor die hindernis ook geen punten verdiend worden.

Wedstrijden

Zoals binnen elke competitieve discipline zijn er ook binnen TREC verschillende wedstrijdniveaus. Je start een wedstrijd op elk niveau altijd met 460 punten en bij alle drie de onderdelen kan je strafpunten krijgen. Het doel is dus om aan het einde van de wedstrijd zoveel mogelijk punten over te houden. De vijf niveaus worden aangeduid met de letter T en zijn genummerd van 1 tot 5:

  • T1: initiatieklasse
    POR 12 / 24 km, PTV: 8 à 14 hindernissen (80 cm)
  • T2: beginnersniveau competitie en kwalificatieniveau voor T3
    POR 20 / 30 km, PTV 12 à 16 hindernissen (80 cm)
  • T3: competitieniveau (nationaal) en kwalificatieniveau voor T4
    POR 35 km, PTV 16 hindernissen (90 cm)
  • T4: internationaal instapniveau
    POR 45 km, PTV 16 hindernissen (100 cm)
  • T5: kampioenschap (e.g. Europees) / internationaal competitieniveau
    POR 45 km, PTV 16 hindernissen (100 cm)

De drie eerste niveaus mogen altijd in teamverband gereden worden. Vanaf niveau T4 wordt er individueel gereden. Ruiters kunnen wel deel uitmaken van een landenteam. Alle onderdelen worden steeds uitdagender naarmate het niveau stijgt. Dat wil ook zeggen dat de trajecten moeilijker worden (T1 – duidelijke paden, T5 – buiten vaste paden, topografisch moeilijk). De verwachtte snelheden worden ook hoger en de afstanden verder, er moeten meer hindernissen genomen worden en de hindernissen worden hoger.

Om mee te doen aan de TREC-wedstrijd moet je niet aangesloten zijn bij een vereniging en ben je niet verplicht een brevet te behalen. Je kan dus zo starten (niveau T1). Wel moet je in Vlaanderen minstens een recreatieve vergunning aanvragen bij VLP en moet de immatriculatie van je paard in order zijn. Paarden die deelnemen aan TREC-wedstrijden moeten bovendien minstens vier jaar oud zijn voor niveau T1 en T2. Starten op niveau T3 en T4 kan enkel met een paard dat vijf jaar oud of ouder is.

Wil je je inschrijven of heb je nog vragen? Je kan terecht bij Saskia Willems, verantwoordelijke voor TREC bij de Vlaamse Liga Paardensport. Zij is te bereiken via het telefoonnummer 09/274 10 43 of via e-mail: saskia@vlp.be

Silke Nuyens

♞ Horselover ◈ Rechterhand bij Communicatie Katrien

Leave a Reply